Tot enkele jaren werden orgaandonaties van hepatitis C-positieve donoren vermeden. Echter door de komst van de direct-acting-antivirals (DAA’s) die de deling van het hepatitis C virus zeer effectief onderdrukken waardoor het virus geklaard wordt, is het mogelijk om ontvangers van transplantaten te behandelen. Dit in teenstelling tot in het ‘interferon-tijdperk’ waarbij behandeling van een patiënt na een orgaantransplantatie niet wenselijk was.
In de V.S. is een proof-of-concept studie gedaan om te onderzoeken of antivirale behandeling tegen hepatitis C mogelijk is bij HCV-negatieve patiënten die een donorhart hebben gekregen van een HCV-positieve patiënt. In de periode tussen november 2017 en november 2018 werden patiënten die op de harttransplantatielijst kwamen gevraagd of ze bereid waren een donorhart van een HCV-positieve donor te ontvangen. In totaal hebben 52 patiënten toestemming gegeven en hebben 25 patiënten een donorhart gekregen van een HCV-positieve patiënt. Indien het HCV RNA positief was in de donor (n=20), dan werd de ontvanger ‘pre-emptief’ behandeld, d.w.z. direct voorafgaand aan de transplantatie werd gestart met antivirale behandeling (glecaprevir/pibrentasvir) en deze werk 8 weken gegeven. Bij transplantatiepatiënten waarbij de donor HCV RNA negatief (n=5)was maar anti-HCV-positief werd een afwachtend beleid gevolgd.
Alle 20 patiënten die een donor orgaan hadden gekregen van een HCV-RNA-positieve donor reageerden goed op de antivirale therapie en werken snel HCV-RNA negatief. Bij allen was er een SVR op week 12. Geen van de 5 patiënten die een donororgaan had gekregen van een HCV RNA-negatieve maar anti-HCV positieve donor werd HCV positief. De conclusie uit de studie is dat pre-emptieve therapie een infectie met HCV voorkomt bij harttransplantatie met een HCV-positief donororgaan. De lange-termijn uitkomst is nog niet bekend.